ITB frictiesyndroom of ‘Runners knee’

Wat is het?

Het ITB of ilio-tibiale bandfrictiesyndroom is een frequent voorkomende overbelastingsblessure bij sporters.  Het komt vooral voor bij duursporters die veel repetitieve bewegingen dienen te doen zoals: hardlopers, triatleten en wielrenners.

Bij repetitieve bewegingen zoals lopen of fietsen wrijft een peesblad, de iliotibiale band, over een beenderig uitsteeksel (epicondylus lateralis) aan de buitenzijde van het bovenbeen wat een chronische ontsteking van het onderliggende weefsel veroorzaakt. Deze ontsteking kan ontstaan door zogenaamde intrinsieke oorzaken zoals een verschil in beenlengte, zwakte in heupspieren of positie van de voet ofwel door extrinsieke oorzaken zoals verandering van loopondergrond, te snel opdrijven van training of verandering van loopschoenen.

Symptomen

De patiënt ervaart pijn aan de buitenzijde van de knie tijdens sportactiviteiten (vnl. bij lopen). De pijn is niet direct aanwezig bij het sporten maar komt vaak op na een welbepaalde afstand/tijd. Naarmate de blessure ernstiger wordt, zal men de pijn steeds vroeger tijdens de inspanning beginnen voelen. Buiten de sportactiviteit ervaart de patiënt meestal geen pijn. Patiënten omschrijven het vaak als een branderige of stekende pijn. Verder is het afgaan van de trap pijnlijk en zijn er ook psuedo-instabiliteit of doorzakkingsklachten als gevolg van de pijnscheuten in de knie.

Het tractus iliotibialis frictiesyndroom is in te delen in drie stadia:

  • Stadium I: de pijn wordt gevoeld na de inspanning
  • Stadium II: de pijn treedt al tijdens de inspanning op
  • Stadium III: de pijn is constant aanwezig waardoor trainen niet meer mogelijk is.

Diagnose

Aan de hand van enkele vragen en een lichamelijk onderzoek zal de diagnose van een runnersknee vastgesteld worden. Eventueel kan echografie de diagnose bevestigen. Bij aanhoudende klachten ondanks conservatieve behandeling kan een MRI-scan aangewezen zijn.

Behandeling

In eerste instantie zal de sportactiviteit voor bepaalde tijd moeten gestopt of verminderd worden.  Om de ontsteking te bestrijden kan men ontstekingsremmers, ijsapplicatie en kinesitherapie aanwenden. De kinesitherapeut  zal in de eerste plaats de ontsteking trachten te bestrijden aan de hand van ultrason-behandeling, elektrotherapie, diepe dwarse fricties en stretching. Soms wordt gewerkt met dry-needling om bepaalde spiergroepen te relaxeren. Verder dient er ook aandacht besteed te worden aan voldoende stretching van de bilspieren.

Indien deze therapieën falen, kan eenmalig een inspuiting met een corticosteroïd of PRP (platelet rich plasma – bloedplaatjes) overwogen worden. Shock-wave therapie is in sommige gevallen ook aangewezen.

Slechts in uitzonderlijke gevallen is een chirurgische ingeep nodig. Hierbij wordt een ruitvormige opening gemaakt in het geïrriteerde peesblad waardoor geen wrijving meer optreedt.