Behandeling

Wat is het?

Kraakbeen is nodig om soepel te kunnen bewegen. Kraakbeen kan worden aangetast door slijtage (het kraakbeen uit de knie is beschadigd of verdwenen); dit noemen we artrose. Bij toenemende slijtage van het kraakbeen kan pijn, stijfheid en zwelling ontstaan, vooral bij lang wandelen, het opstaan uit bed of een stoel, bij het instappen in een auto en bij traplopen. De stand van de knie kan zichtbaar veranderen waardoor het onderbeen scheef gaat staan ten opzichte van het bovenbeen; bijvoorbeeld een X- of O-beenstand. Dit kan ook ten dele erfelijk bepaald zijn.

Symptomen

Het gewricht voelt warm aan en het bewegen ervan wordt steeds pijnlijker en moeilijker. De pijn kan optreden bij lopen en staan, maar u kunt ook in rust of ’s nachts last hebben van pijn. De knie kan eveneens dik aanvoelen.

De beweeglijkheid van de knie wordt minder; dat begint vaak met verlies van buiging maar op den duur volgt ook het niet meer kunnen strekken van de knie. U heeft goede dagen met weinig klachten, maar ook slechte dagen met veel klachten. Zijn er nog maar weinig goede dagen, dan is het tijd om een behandeling te starten

Wanneer het kraakbeen verder verslijt kunnen deze klachten steeds vaker voorkomen, langer aanhouden en erger worden.  Artrose-klachten kunnen overigens sterk verschillen van persoon tot persoon.

Uw orthopedisch chirurg zal uw specifieke klachten met u bespreken

Diagnose

De orthopedisch chirurg stelt vragen en verricht een lichamelijk onderzoek. Er wordt ook gekeken naar de manier waarop u loopt. Vrijwel altijd moet er een röntgenfoto worden gemaakt. Daarop kan de ernst van de slijtage vastgesteld worden. Een MRI-scan kan nodig zijn om de slijtage meer in detail te bekijken.

Behandeling

De behandeling van artrose kan via conservatieve (niet-operatieve) maatregelen gebeuren, hieronder wordt vaak een combinatie van pijnstilling, gewichtsreductie, gebruik van wandelstok, inspuitingen in de knie of behandeling via fysiotherapie voorgeschreven.

Wanneer de verschillende conservatieve behandelingen de last nog onvoldoende wegnemen en de pijn ondraaglijk wordt, kan een knievervangende operatie een goede oplossing zijn. Afhankelijk van de ernst van de klachten is een gedeeltelijke of een volledige knieprothese aangewezen. Samen met u bepalen we voor welke prothese u in aanmerking komt. Soms kan bij een standafwijking van het been (O-been of X-been) bij nog beperkte slijtage aan één zijde van het kniegewricht (binnen- of buitenkant) een ascorrectie van het been een goede behandeling zijn (osteotomie). Dit kan vooral bij wat jongere en actieve patiënten een goede oplossing zijn.

Een knievervangende operatie is in regel een succesvolle chirurgische ingreep. De term “vervanging” laat mensen geloven dat de hele knie wordt verwijderd. In werkelijkheid vernieuwt uw orthopedisch chirurg alleen het beschadigde kraakbeen op de uiteinden van de botten in uw gewricht. Daarom zou men het ook “het vervangen van het knie-kraakbeen” kunnen noemen.

In de volksmond wordt vaak gesproken over ‘valse knie’ of ‘nieuwe knie’. De waarheid ligt ergens in het midden, waarbij men kan zeggen dat het de bedoeling is dat uw kniegewricht beter zal functioneren na de ingreep en er wordt getracht de knie zo natuurlijk mogelijk te laten aanvoelen.

De totale knieprothese

Bij het plaatsen van een totale knieprothese wordt het versleten kraakbeen verwijderd en het oppervlak (van het bovenbeen, onderbeen en de knieschijf) vervangen door een implantaat.

Om toegang te krijgen tot het kniegewricht zal de orthopedisch chirurg een insnede maken aan de voorzijde van de knie. In onze dienst worden hiervoor de meest recente technieken gebruikt. De spieren of pezen worden zo min mogelijk doorgesneden of losgemaakt waardoor de revalidatie vlotter verloopt en minder pijnlijk is.

Na het wegnemen van het versleten kraakbeen, worden de uiteinden van de botten elk voorzien van een implantaat dat speciaal ontworpen is om de natuurlijke vorm van de knie na te bootsen. Deze implantaten zijn gemaakt van lichaamsvriendelijke materialen. Een knieprothese bestaat uit een rondvormig stuk metaal voor op het bovenbeen en een metalen bekleding voor het onderbeen. Daartussen wordt een harde laag kunststof (polyethyleen) aangebracht die ervoor zorgt dat de metalen delen soepel ten opzichte van elkaar kunnen glijden. Ook op de achterkant van de knieschijf wordt zo’n laagje kunststof aangebracht. In de meeste gevallen worden de implantaten aan het bot vastgemaakt met speciale botcement (gecementeerde prothese).

Afbeelding verwijderd.Afbeelding verwijderd.De totale knieprothese

Het plaatsen van een totale knieprothese duurt ongeveer één tot anderhalf uur en wordt uitgevoerd onder verdoving. Er zijn twee vormen van verdoving: de algemene verdoving (narcose) en de lokale verdoving (ruggenprik). Meestal combineert men beide technieken voor een optimaal resultaat. Uw orthopedisch chirurg zal dit vóór de operatie aan u uitleggen. Natuurlijk kunnen vragen over de verdoving worden gesteld aan de anesthesist.

Tijdens de operatie probeert men het bloedverlies tot een minimum te beperken. Hiervoor gebruikt men soms een knelband rond het bovenbeen om onder bloedleegte te kunnen werken, specifieke medicijnen en technieken om het verloren bloed op te vangen en dan aan u terug te geven. Aan het eind van de ingreep wordt ook een speciale mengeling van pijnstilling en bloedstelpende medicatie rondom de knie ingespoten. Dit alles gebeurt om de pijn te beperken en te voorkomen dat u tijdens of na de operatie een bloedtransfusie nodig heeft.

De voorbereiding op de operatie en de tijd in de ontwaakzaal maken dat het een extra 2-3 uur duurt, voordat u weer terug bent op de verpleegafdeling. Daar wordt u verder opgevolgd en krijgt u de nodige zorg en medicijnen om de kans op complicaties zoveel mogelijk te beperken.

Afbeelding verwijderd.RX van een gezonde knieAfbeelding verwijderd.RX van een slijtage-knie

Afbeelding verwijderd.RX na een totale knieprothese

Mogelijke complicaties

Hoewel niet gebruikelijk, kunnen er complicaties optreden tijdens en na de operatie. Tot de mogelijke complicaties behoren een infectie, trombose en longembolie. Uw orthopedisch chirurg zal zoveel mogelijk doen om het risico op complicaties te minimaliseren. U krijgt antibiotica tegen infecties, antistollingsmiddelen en medicijnen om trombose, longembolie en verkalkingen rondom de knie te voorkomen.

In sommige gevallen kunnen er ook late complicaties optreden. Deze kunnen soms jaren na de ingreep nog voorkomen. Gewrichtsvervangende operaties zijn in de meeste gevallen uiterst succesvol, desondanks ervaren sommige patiënten na de ingreep toch nog pijn en stijfheid.

Geen enkel implantaat gaat eeuwig mee en factoren zoals een hoog lichaamsgewicht en zware lichamelijke activiteiten kunnen de levensduur van het implantaat verkorten. Bespreek deze en andere risico’s in ieder geval met uw orthopedisch chirurg.

Wanneer een knieprothese versleten is, zal in sommige gevallen een zogenaamde revisie-operatie moeten plaatsvinden. Hierbij wordt de oude prothese geheel of gedeeltelijk verwijderd en een nieuwe prothese ingebracht. Deze operaties zijn uitgebreider dan de eerste (een primaire) knieoperatie en houden meer risico’s in.

Met de huidige prothesen en operatietechnieken zou de prothese bij normaal gebruik tot twintig jaar moeten kunnen functioneren.

Voor de operatie

In de regel worden de pre-operatieve onderzoeken (bloedonderzoek en elektrocardiogram) uitgevoerd door de huisarts.

De orthopedisch chirurg kan u vragen vóór de operatie een bezoek te brengen aan een andere specialist, meestal een internist of cardioloog, voor nader onderzoek, om complicaties te beperken. Bij mogelijke tand-of mondinfecties kan u worden gevraagd om deze eerst te laten behandelen. Bij overgewicht is het aangewezen eerst af te vallen.

De dag vóór de ingreep is het best van de voorzijde van de knie te ontharen/ te scheren. Let op dat u hierbij geen wondjes maakt.

Was de knie daags voordien met een desinfecterende zeep en gebruik GEEN vettige crème of lotion om het been in te smeren. Dit bemoeilijkt een grondige ontsmetting van het been op het moment van de operatie en verhoogt het risico op een infectie.

Verloop na chirurgie

Na deze operatie verblijft u 2-3 nachten bij ons op de orthopedische afdeling. Hier zal u van dicht bij gemonitord worden en kan zo kort op uw pijnbeleving en revalidatie ingespeeld worden. In het begin zal u bij ons leren stappen met krukken. Indien uw pijn onder controle is, u voldoende handelingen heeft geoefend met de kinesist en ergotherapeut (bv. Trappen doen) kan u het ziekenhuis verlaten. In uw thuissituatie zal u verder kinesitherapie dienen te volgen (2-3 sessies/week). Samen met de kinesist oefent u verder aan uw gangrevalidatie en krachtsopbouw. Een controleraadpleging bij uw specialist krijgt u mee na de operatie, deze afspraak zal plaatsvinden op +/- 6 weken na de operatie.
 

De unicondylaire of halve knieprothese

Bij het plaatsen van een unicondylaire knieprothese of ‘halve’ knieprothese wordt het versleten kraakbeen verwijderd aan de binnen- of buitenkant van de knie (mediaal of lateraal compartiment). Dat oppervlak (boven- en onderbeen) wordt vervangen door een implantaat.

Om toegang te krijgen tot het kniegewricht zal de orthopedisch chirurg een insnede maken aan de voorzijde van de knie. In onze dienst worden hiervoor de meest recente technieken gebruikt waarbij de spieren of pezen zo min mogelijk worden doorgesneden of losgemaakt waardoor de revalidatie vlotter verloopt en minder pijnlijk is.

Het principe van een unicondylaire prothese is grotendeels hetzelfde als die van een totale knieprothese, maar dan enkel in één gedeelte van de knie. Na het wegnemen van het versleten kraakbeen, worden de uiteinden van de botten elk voorzien van een implantaat dat speciaal ontworpen is om de natuurlijke vorm van de knie na te bootsen. Deze implantaten zijn gemaakt van lichaamsvriendelijke materialen. Een unicondylaire prothese bestaat uit een maanvormig stuk metaal voor op het bovenbeen en een metalen bekleding voor het onderbeen. Daartussen wordt een harde laag kunststof (polyethyleen) aangebracht die ervoor zorgt dat de metalen delen soepel ten opzichte van elkaar kunnen glijden(ter vervanging van de meniscus en het kraakbeen). Bij een ‘halve’ prothese wordt de kraakbeenlaag van de knieschijf niet vervangen. Deze prothese kan worden geplaatst  met of zonder botcement.

Het grootste voordeel van een ‘halve knieprothese’ is dat het merendeel van het kniegewricht gespaard wordt. Dit zorgt ervoor dat er minder bot moet worden weggenomen, dat er minder bloedverlies is tijdens en na de ingreep en dat de knie ‘natuurlijker’ blijft aanvoelen zoals een normaal gewricht.

Daarnaast is er ook een iets snellere revalidatie dan bij een volledige knieprothese terwijl de prothese zelf even slijtvast is en een vergelijkbare levensduur heeft.

Afbeelding verwijderd.

Van links naar rechts: Mediale gonarthrose – Mediale unicompartimentele knie prothese vooraanzicht – zijaanzicht

 

Afbeelding verwijderd.

Oxford UKP HIER OOK NOG FOTO VAN ZUK – knieprothese te voorzien

Het plaatsen van een unicondylaire knieprothese duurt ongeveer 30 tot 45 minuten en wordt uitgevoerd onder verdoving. Er zijn twee vormen van verdoving: de algemene verdoving (narcose) en de lokale verdoving (ruggenprik). Meestal combineert men beide technieken voor een optimaal resultaat. Uw orthopedisch chirurg zal dit vóór de operatie aan u uitleggen. Natuurlijk kunnen vragen over de verdoving worden gesteld aan de anesthesist.

Tijdens de operatie probeert men het bloedverlies tot een minimum te beperken. Hiervoor gerbruikt men soms een knelband rond het bovenbeen om onder bloedleegte te kunnen werken, specifieke medicijnen en technieken om het bloedverlies te beperken. Aan het eind van de ingreep wordt ook een speciale mengeling van pijnstilling en bloedstelpende medicatie rondom de knie ingespoten. Dit alles gebeurt om de pijn te beperken en het bloedverlies te minimaliseren. Een bloedtransfusie is slechts in uitzonderlijke gevallen noodzakelijk.

De voorbereiding op de operatie en de tijd in de ontwaakzaal maken dat het een extra 2-3 uur duurt, voordat u weer terug bent op de verpleegafdeling. Daar wordt u verder opgevolgd en krijgt u de nodige zorg en medicijnen om de kans op complicaties zoveel mogelijk te beperken.

Mogelijke complicaties

Hoewel niet gebruikelijk, kunnen er complicaties optreden tijdens en na de operatie. Tot de mogelijke complicaties behoren een infectie, trombose en longembolie. Uw orthopedisch chirurg zal zoveel mogelijk doen om het risico op complicaties te minimaliseren. U krijgt antibiotica tegen infecties, antistollingsmiddelen en medicijnen om trombose, longembolie en verkalkingen rondom de knie te voorkomen.

In sommige gevallen kunnen er ook late complicaties optreden. Deze kunnen soms jaren na de ingreep nog voorkomen. Gewrichtsvervangende operaties zijn in de meeste gevallen uiterst succesvol, desondanks ervaren sommige patiënten na de ingreep toch nog pijn en stijfheid.

Geen enkel implantaat gaat eeuwig mee en factoren zoals een hoog lichaamsgewicht en zware lichamelijke activiteiten kunnen de levensduur van het implantaat verkorten. Bespreek deze en andere risico’s in ieder geval met uw orthopedisch chirurg.

Revisie-knieprothese

Wanneer een knieprothese versleten is, zal in sommige gevallen een zogenaamde revisie-operatie moeten plaatsvinden. Hierbij wordt de oude prothese geheel of gedeeltelijk verwijderd en een nieuwe prothese ingebracht. Deze operaties zijn uitgebreider dan de eerste (een primaire) knieoperatie en houden meer risico’s in.

Wanneer een unicompartimentele knieprothese vervangen dient te worden, kan doorgaans een primaire totale knieprothese geplaatst worden met vergelijkbare resultaten. Dit is opnieuw een voordeel ten opzichte van een totale knieprothese die moet vervangen worden, gezien bij een vervanging hiervan; gebruikt gemaakt wordt van grotere implantaten met stelen in boven- en onderbeen.

Met de huidige prothesen en operatietechnieken zou de prothese bij normaal gebruik vijftien tot twintig jaar moeten kunnen functioneren.

Voor de operatie

In de regel worden de pre-operatieve onderzoeken (bloedonderzoek en elektrocardiogram) uitgevoerd door de huisarts.

De orthopedisch chirurg kan u vragen vóór de operatie een bezoek te brengen aan een andere specialist, meestal een internist of cardioloog, voor nader onderzoek, om complicaties te beperken. Bij mogelijke tand-of mondinfecties kan u worden gevraagd om deze eerst te laten behandelen. Bij overgewicht is het aangewezen eerst af te vallen.

De dag vóór de ingreep is het best om de voorzijde van de knie te ontharen/ te scheren. Let op dat u hierbij geen wondjes maakt. Gebruik bij voorkeur een elektrisch scheerapparaat en geen scheermesje.

Was de knie daags voordien met een desinfecterende zeep en gebruik GEEN vettige crème of lotion om het been in te smeren. Dit bemoeilijkt een grondige ontsmetting van het been op het moment van de operatie en verhoogt het risico op een infectie.
 

Patellofemorale prothese

Afbeelding verwijderd. Andere RX van patellofemorale prothese nog te voorzien!

Indien de slijtage slechts beperkt is tot het knieschijfgewricht, kan een ‘patellofemorale prothese’ geplaatst worden. Hierbij wordt het kraakbeenlaagje van de goot van de knieschijf(trochlea) en van de knieschijf zelf verwijderd. Dit wordt vervangen door een metalen component ter hoogte van de goot en een kunststof (poly-ethyleen) component op de knieschijf.

Om toegang te krijgen tot het kniegewricht zal de orthopedisch chirurg een insnede maken aan de voorzijde van de knie. In onze dienst worden hiervoor de meest recente technieken gebruikt waarbij de spieren of pezen zo min mogelijk worden doorgesneden of losgemaakt waardoor de revalidatie vlotter verloopt en minder pijnlijk is .

Het plaatsen van een patellofemorale prothese duurt ongeveer 30 tot 45 minuten en wordt uitgevoerd onder verdoving. Er zijn twee vormen van verdoving: de algemene verdoving (narcose) en de lokale verdoving (ruggenprik). Meestal combineert men beide technieken voor een optimaal resultaat. Uw orthopedisch chirurg zal dit vóór de operatie aan u uitleggen. Natuurlijk kunnen vragen over de verdoving worden gesteld aan de anesthesist.

Tijdens de operatie probeert men het bloedverlies tot een minimum te beperken. Hiervoor gerbruikt men soms een knelband rond het bovenbeen om onder bloedleegte te kunnen werken, specifieke medicijnen en technieken om het bloedverlies te beperken. Aan het eind van de ingreep wordt ook een speciale mengeling van pijnstilling en bloedstelpende medicatie rondom de knie ingespoten. Dit alles gebeurt om de pijn te beperken en het bloedverlies te minimaliseren. Een bloedtransfusie is slechts in uitzonderlijke gevallen noodzakelijk.

De voorbereiding op de operatie en de tijd in de ontwaakzaal maken dat het een extra 2-3 uur duurt, voordat u weer terug bent op de verpleegafdeling. Daar wordt u verder opgevolgd en krijgt u de nodige zorg en medicijnen om de kans op complicaties zoveel mogelijk te beperken.

Mogelijke complicaties

Hoewel niet gebruikelijk, kunnen er complicaties optreden tijdens en na de operatie. Tot de mogelijke complicaties behoren een infectie, trombose en longembolie. Uw orthopedisch chirurg zal zoveel mogelijk doen om het risico op complicaties te minimaliseren. U krijgt antibiotica tegen infecties, antistollingsmiddelen en medicijnen om trombose, longembolie en verkalkingen rondom de knie te voorkomen.

In sommige gevallen kunnen er ook late complicaties optreden. Deze kunnen soms jaren na de ingreep nog voorkomen. Gewrichtsvervangende operaties zijn in de meeste gevallen uiterst succesvol, desondanks ervaren sommige patiënten na de ingreep toch nog pijn en stijfheid.

Geen enkel implantaat gaat eeuwig mee en factoren zoals een hoog lichaamsgewicht en zware lichamelijke activiteiten kunnen de levensduur van het implantaat verkorten. Bespreek deze en andere risico’s in ieder geval met uw orthopedisch chirurg.

Wanneer een knieprothese versleten is, zal in sommige gevallen een zogenaamde revisie-operatie moeten plaatsvinden. Hierbij wordt de oude prothese geheel of gedeeltelijk verwijderd en een nieuwe prothese ingebracht. Deze operaties zijn uitgebreider dan de eerste (een primaire) knieoperatie en houden meer risico’s in.

Wanneer een patellofemorale knieprothese vervangen dient te worden, kan vrijwel altijd een klassieke primaire totale knieprothese geplaatst worden met vergelijkbare resultaten. Dit is opnieuw een voordeel ten opzichte van een totale knieprothese die moet vervangen worden, gezien bij een vervanging hiervan gebruikt gemaakt dient te worden van grotere implantaten met stelen in boven- en onderbeen.

Met de huidige prothesen en operatietechnieken zou de prothese bij normaal gebruik vijftien tot twintig jaar moeten kunnen functioneren.

DEZE TEKST STAAT HIERBOVEN OOK AL? MAAR IK VERONDERSTEL DAT DIT DE BEDOELING IS OM TE HERHALEN NA ELKE UITLEG OVER DEEL-PROTHESEN?

Voor de operatie

In de regel worden de pre-operatieve onderzoeken (bloedonderzoek en elektrocardiogram) uitgevoerd door de huisarts.

De orthopedisch chirurg kan u vragen vóór de operatie een bezoek te brengen aan een andere specialist, meestal een internist of cardioloog, voor nader onderzoek, om complicaties te beperken. Bij mogelijke tand-of mondinfecties kan u worden gevraagd om deze eerst te laten behandelen. Bij overgewicht is het aangewezen eerst af te vallen.

De dag vóór de ingreep is het best van de voorzijde van de knie te ontharen/ te scheren. Let op dat u hierbij geen wondjes maakt. Gebruik bij voorkeur een elektrisch scheerapparaat en geen scheermesje.

Was de knie daags voordien met een desinfecterende zeep en gebruik GEEN vettige crème of lotion om het been in te smeren. Dit bemoeilijkt een grondige ontsmetting van het been op het moment van de operatie en verhoogt het risico op een infectie.

 

Revisie knieprothese

Wanneer de oorspronkelijke knieprothese versleten of losgekomen is, kan worden overgegaan tot een revisie. Revisies worden ook uitgevoerd wanneer de primaire prothese faalt omwille van infectie, fractuur of blijvende pijnklachten en zwelling. Vooraleer er overgegaan wordt tot een heroperatie zal uw orthopedisch chirurg u klinisch onderzoeken, uw voorgeschiedenis bekijken en eventueel aanvullende (beeldvormings)onderzoeken aanvragen (bv. botscan om eventuele loslating van de prothese aan te duiden).

Na het samenleggen van al deze informatie zal de operatie met u besproken worden. Afhankelijk van welk specifiek deel van de oude prothese dient vervangen te worden, kan de procedure ingewikkelder worden. Soms volstaat het om slechts één onderdeel te vervangen (omdat dit bijvoorbeeld los is komen te zitten).

Wanneer de prothese wordt verwijderd, moet deze op sommige plaatsen worden losgemaakt van het bot. Dit gaat altijd gepaard met botverlies. Afhankelijk van het botverlies, kan er gebruik gemaakt worden van een aangepast implantaat met stelen in het boven- en/of onderbeen. Bij een tweede of een derde revisie zal er steeds minder bot beschikbaar zijn en dus steeds meer implantaat moeten geplaatst worden (zie foto)

Wanneer er sprake is van een infectie zal het vervangen van de prothese vaak in twee tijden verlopen. In eerste tijd wordt de oude prothese verwijderd en wordt er een tijdelijke ‘cement-prothese’ geplaatst die met antibiotica is geïmpregneerd. Van zodra de infectie adequaat is behandeld, kan in tweede tijd een nieuwe prothese geplaatst worden.

Over het algemeen kan de bestaande incisie hernomen worden. U moet er rekening mee houden dat de revalidatie langer kan duren dan bij de eerste prothese.

Afbeelding verwijderd.

Radiografie van een totale knieprothese

 

Afbeelding verwijderd.  Afbeelding verwijderd.  Afbeelding verwijderd.

Radiografie van de knie: verschillende mogelijke revisie knieprothesen